Aan het begin van het nieuwe schooljaar is het goed om tijd te besteden aan groepsvorming, elkaar leren kennen en het creëren van een goede sfeer om te leren. In deze blog deel ik 10 activiteiten die je hiervoor kunt gebruiken bij Engels. Ik vind het erg leuk om te horen hoe het ging, dus schroom niet om een bericht achter te laten. |
Schrijf 3 dingen over jezelf op het bord. 1 is waar en 2 zijn leugens.
Ik zou bijvoorbeeld dit op kunnen schrijven (mag jij raden wat waar is):
I love watching football on T.V.
I am good at singing.
I have three brothers.
Nu mogen de kinderen in het Engels vragen aan jou stellen over deze zinnen en jij mag liegen als je antwoordt! De kinderen moeten er achter proberen te komen welke zin waar is.
Het zal best lastig zijn om goede vragen te bedenken en hoe je dat zegt in het Engels. Geef ze daarom de tijd om in tweetallen vragen te bedenken en loop rond om ze te helpen de vragen goed te formuleren. Natuurlijk geef je nog geen antwoord.
Als de zinnen bedacht zijn mogen de tweetallen om de beurt een vraag stellen, tot ze het geraden hebben.
Bijna elke klas heeft wel een rooster met vaste klassentaken, zoals het uitdelen van de boeken, vegen, de planten water geven enz. Waarom zou je dat niet eens in het Engels doen? Zorg voor een afbeelding bij elke taak. Vertaal de taken in het Engels en oefen het met de kinderen. Als je daarna de taken verdeelt, doe je dat in het Engels. Een mooie kans om Engels functioneel toe te passen.
Hier is alvast een lijstje met mogelijke taken en namen voor helpers: paper or book passer / sweeper / housekeeper / gardener / energy saver / teacher helper / desk cleaner / chair stacker / pencil sharpener / computer wizard.
- m.b. en b.b.
Ga je dit jaar weer een verjaardagskalender maken? Doe dan ook deze activiteit. De kinderen moeten de maanden van het jaar in het Engels kunnen noemen.
Vertel dat de kinderen op volgorde moeten gaan staan van de maand waarin ze geboren zijn. January aan de ene kant van de klas en December aan de andere kant. De kinderen moeten aan elkaar vragen:
"When is your birthday?" en de ander antwoordt met: "My birthday is in .... " Oefen de vraag en het antwoord klassikaal (voorzeggen en nazeggen). Schrijf eventueel de vraag en het antwoord op het bord.
Dan begint de activiteit. De kinderen proberen nu op volgorde van hun geboortemaand te gaan staan. Als er meerdere kinderen in dezelfde maand geboren zijn maakt de volgorde niet uit. Als ze klaar zijn schrijf je de namen in volgorde op en heb je alvast een begin van je kalender.
Bij gevorderde leerlingen kan je de geboortedatum toevoegen. De vraag en het antwoord worden dan:
"When is your birthday?" "It's on the 6th of June". Dit is een stuk lastiger omdat ze dan ook de rangtelwoorden moeten kennen (first, second, third, fourth etc.)
Een leuke en snelle activiteit om groepjes te maken en te oefenen met tellen. Maar het kan ook als activiteit tussendoor voor de groepsvorming.
Vraag of de kinderen weten wat een hug is en een group hug? Laat met een aantal leerlingen zien wat een group hug is (de kinderen gaan in een kringetje staan met de armen om elkaar heen). Je kan ook het prentenboek 'HUG' van Jez Alaborough laten zien en voorlezen.
Vraag de kinderen om in stilte door de klas te lopen zonder anderen aan te raken (Walk quietly around the classroom, without touching each other). Zeg dan: "Five in a hug" en laat zien dat ze zo snel mogelijk met 5 kinderen een group hug moeten maken. Kinderen die over blijven omdat ze geen groep van 5 meer kunnen maken steken hun hand in de lucht en maken alsnog een groepje. (When you don't have a group, raise your hand and give each other a group hug). Herhaal dit een aantal keer met verschillende nummers. Probeer verschillende nummers uit, maar maak de groepjes niet te groot. Eindig met de groepsgrootte die je wilt hebben voor de volgende activiteit. Of als je het als losse activiteit doet, kan je ook eindigen met één grote groep, door het aantal leerlingen in de klas te noemen.
Bij dit (drama) kringspel moeten de kinderen precies nazeggen wat jij zegt en de manier waarop je het zegt. Zeg bijvoorbeeld "Hello!" op een hele vrolijke manier. Zeg tegen het kind naast je: "Now you". Het kind naast je zegt het woord precies zo na en zo gaat het de hele kring rond. Doe het eventueel voor door net te doen alsof je het kind naast je bent die het na moet zeggen. Bij het tweede rondje kan je hetzelfde woord gebruiken maar zeg het dan bijvoorbeeld heel verdrietig.
Je kan ook korte zinnetjes gebruiken zoals: "I'm happy" (deze is natuurlijk leuk om de tweede keer heel verdrietig of boos te zeggen) of een zin als: "I like apples".
Deze activiteit deed ik in het Nederlands toen ik nog groepsleerkracht was. Maar het kan prima in het Engels als kinderen de meest voorkomende woorden voor sport, hobby's en schoolvakken al kennen. Herhaal deze woorden voor je aan het spel begint, er zit tenslotte een vakantie tussen sinds ze het geleerd hebben.
Om de beurt komt een kind voor de klas om uit te beelden waar hij of zij goed in is (dat kan iets op school zijn, maar dus ook buiten school). De klas moeten dan raden wat het is. Doe niet alle kinderen in één keer, want dan wordt het saai, maar elke dag een paar.
Say what you're good at - m.b. en b.b.
Dit is een activiteit voor in de kring en je hebt iets nodig om door te geven, bijvoorbeeld een zachte bal.
In plaats van uitbeelden zeggen de kinderen nu hardop waar ze goed in zijn. Oefen net als bij de vorige activiteit de woorden voor dingen waar je goed in kan zijn. Zeg bijvoorbeeld een aantal dingen waar je zelf goed in bent. Vraag dan aan een kind in de klas waar hij of zij goed in is. Laat het kind dan zeggen: "I'm good at ....". Geef de kinderen even de tijd om te bedenken waar ze goed in zijn. Loop de kring rond om ze te helpen met het woord als ze het niet weten. Daarna gaat de zin de kring rond. Pak de bal en zeg: "I'm good at.." geef dan de bal aan het kind naast je en zeg: "Now it's your turn. Say: I'm good at..."
Je kan deze activiteit ook doen met andere zinnen zoals: I like .... / I feel happy when ....
Vraag de kinderen om hun favoriete knuffel mee te nemen. Iedere dag of iedere week een aantal kinderen anders duurt de activiteit veel te lang. De kinderen zetten de knuffels midden in de kring zodat iedereen ze kan bekijken. Of ze houden het vast als ze dat fijner vinden. Stel dan vragen aan de kinderen over hun knuffel. "Can you show me your toy?", "Whose stuffed toy is this?", "Does he have a name?", "What's his name?", "Do you know what animal it is?", "How old is he?" Je kan aan de andere kinderen ook vragen stellen zoals: "What colour is it?", "Do you like it?"
En als de kinderen iets over hun knuffel willen vertellen laat ze dat dan in het Nederlands doen en herhaal wat ze zeggen in het Engels. De motivatie om in het Engels te leren zeggen wat je wilt vertellen is heel groot op deze manier.
Een leuk spel om te gebruiken als opwarmer of energizer.
Vraag eerst of ze het spel 'rock, paper, scissors' kennen. In het Nederlands heet het 'steen, papier, schaar'.
Zo ja, laat twee kinderen het dan voor doen in het Engels. Leg de spelregels uit: rock wins from scissors, scissors wins from paper, and paper wins from rock (beeld dit uit).
Vertel dat ze het spel niet met hun handen maar met hun hele lijf gaan spelen. (We are not going to play the game with our hands, but with our whole bodies). Laat de verschillende lichaamshoudingen zien.
Rock - hurken met je armen om je benen.
Scissors - staan met je benen en armen wijd.
Paper - staan met je armen langs je lichaam.
Oefen de houdingen met de klas door de drie dingen door elkaar op te noemen terwijl de kinderen het uitbeelden.
Speel het spel in twee teams. In elk team mag steeds 1 kind tegen de rest zeggen wat ze gaan zijn, zonder dat het andere team het hoort natuurlijk. (You can tell the team what you are going to be, but be quiet, because you don't want the other team to hear what it is).
Tel dan af: "Three, two, one, SHOOT" Bij 'shoot' gaat ieder teamlid in de afgesproken houding staan.
Het team met de winnende houding krijgt een punt. Herhaal dit, maar nu mag en ander kind het zeggen (wijs in elk team iemand anders aan).
Na 5 keer heeft het team met de meeste punten gewonnen.
Ieder kind schrijft of tekent op een blaadje zijn favoriete sport, eten en kleur. Niemand mag zien wat ze opschrijven! Zorg dat alle blaadjes hetzelfde zijn en laat de kinderen de blaadjes opvouwen. Doe dit voor en geef instructies, bijvoorbeeld: "First fold it double, and than double again." Doe alle blaadjes in een kom of doos en hussel ze door elkaar. Leg uit dat ze straks een blaadje mogen pakken en het kind moeten zoeken dat erbij hoort door vragen te stellen. Doe dit voor met een blaadje dat je zelf hebt geschreven. Loop door de klas en vraag aan verschillende kinderen naar de dingen die op het blaadje staan: "Is your favourite sport football?", "Is your favourite colour green?", "Is your favourite food spaghetti?" Als een kind ja zegt, stel je nog een vraag. Zegt het nee, ga je naar iemand anders. Doe alsof je een match hebt (Yes, I have a match!) gevonden en schrijf het naam van dat kind op het blaadje.
Oefen de zinnen met voor- en nazeggen. Zeg dat ze om de beurt vragen aan elkaar moeten stellen. "You take turns asking the questions". "You sit down when you have found a match ánd someone else has found you." Als iedereen het snapt kan elk kind een blaadje uit de doos pakken en op zoek naar het kind wat erbij hoort. De kinderen lopen door de klas en om de beurt stellen ze elkaar vragen. Als ze de juiste persoon hebben gevonden, schrijven ze zijn of haar naam op het blaadje. Als ze iemand hebben gevonden blijven ze wel rondlopen tot ze zelf gevonden zijn door een ander kind. Daarna gaan ze zitten.
Wil je het iets makkelijker maken om een match te vinden, laat ze dan twee dingen opschrijven of tekenen in plaats van drie. De kans dat kinderen hetzelfde opschrijven is dan wel groter.
Veel plezier met deze activiteiten en laat vooral weten hoe het ging door hier een bericht achter te laten!