In deze blog deel ik graag 10 leuke activiteiten waar je geen materialen voor nodig hebt of alleen dingen die je altijd in de klas voorhanden hebt. Ze zijn verdeeld in onder-, midden- en bovenbouw. Veel van de activiteiten zijn aan te passen aan het thema waar je mee bezig bent. Ik hoop dat ze je inspireren en ik hoor het graag als je varianten hebt bedacht. Dan voeg ik ze toe aan deze blog. |
Alle leerlingen krijgen een kleurpotlood in één van de kleuren van de les.
De leerlingen lopen rond in de klas en maken contact met een medeleerling. In de onderbouw werkt het goed als je een stopteken afspreekt. Ze lopen dan tot bijvoorbeeld de muziek stopt en zoeken dan een maatje in de buurt. Maar je kunt ze ook gewoon laten lopen en steeds zelf iemand anders op laten zoeken.
Als ze een maatje hebben vertellen ze elkaar welke kleur ze hebben: I have red./ I have a red pencil. Ze controleren elkaars antwoord en dan ruilen ze van potlood. Vervolgens gaan ze op zoek naar een nieuw maatje. Speel dit spel vijf minuten of totdat de leerlingen ongeveer vijf keer hebben geruild.
De leerlingen lopen rond, terwijl je met hen telt van 1 tot 10 of tot 20. Bij ten (of bij twenty) stop je met tellen en staan de leerlingen stil. Ze zoeken een maatje die het dichtst bij hen staat. Dan tekent de ene leerling een getal tussen de 1 en 10 of 20 op de rug van de ander. De ander raadt het getal. Daarna wisselen ze van rol. Vervolgens begint het tellen opnieuw en worden nieuwe paren gevormd.
Bij de kleuters zou je in plaats van het getal schrijven ook een aantal keren op de rug kunnen tikken.
Dit is een activiteit met de coöperatieve werkvorm: Inside-outside circle.
Deze activiteit gaat over schoolvoorwerpen zoals: rubber, ruler, pencil, pen, pencil sharpner, pencil case, glue, scissors etc. En ze oefenen met de zinnen: Can I borrow your...? en Yes, here you are.
(Als ze deze zinnen nog niet kennen, oefen ze dan eerst los terwijl je uitbeeldt dat je iets geeft bij yes, here you are.)
Doe de activiteit voor met een leerling. Laat de leerling een schoolvoorwerp kiezen, bijvoorbeeld rubber. Ga tegenover de leerling staan en vraag: Can I borrow your rubber? De leerling biedt de gum aan en zegt: Yes, here you are.
Alle leerlingen kiezen een schoolvoorwerp en gaan in een binnen- en buitenkring staan. Let's make two circles.
Ga eventueel zelf in de binnenkring staan om het voorbeeld te geven. De binnenkring vraagt in koor: Can I borrow your...? Ze maken de zin af met het voorwerp dat de ander in de hand heeft. De buitenkring geeft het voorwerp en zegt: Yes, here you are. Dan is de buitenkring aan de beurt: Can I borrow your...? De binnenkring geeft het voorwerp en antwoord ook met: Yes, here you are. Daarna kan de binnenkring een of meer plaatsen doordraaien. Herhaal de opdracht een aantal keer.
De leerlingen oefenen met het geven van opdrachten zoals: wake up/ make your bed/ put on your clothes/ brush your hair/ brush your teeth/ etc.
De leerlingen gaan elkaar opdrachten geven die ze uit moeten beelden. Ze lopen door het lokaal. Als je klapt (of als de muziek stopt) blijven ze stilstaan. Ze vormen een duo door iemand die dichtbij staat een hand te geven. Om de beurt geven ze elkaar een opdracht die de ander uitbeeldt. Als je weer klapt (of als de muziek weer begint) lopen ze verder tot het stopteken en dan herhalen ze het met een ander maatje.
Doe het voor met twee leerlingen.
Engelse instructies: Walk around the classroom. When I clap, stand still. Shake hands with the classmate closest to you. Give your classmate a command. Your classmate mimes ot. Then switch roles. When I clap a second time, start walking around the classroom again.
Nog een mime activiteit.
De leerlingen staan in een kring. Zeg steeds een zin terwijl je deze uitbeeldt. De leerling rechts van je zegt en doet het na. De leerling naast hem/haar zegt en doet dit ook na. Zo gaat de zin de hele kring rond. Als de zin vier leerlingen verder is, zeg je een nieuwe zin die je ook weer uitbeeldt. De leerling naast je zegt en doet dit na, enzovoorts.
Je kunt hier allerlei zinnen mee oefenen, zolang het maar uit te beelden is.
Bijvoorbeeld over school, sport, hobbies of dagelijkse routines:
I get up./ I take a shower./ I play games on my tablet./ I play with my friends./ I am reading./ I am doing maths. / I am playing the guitar./ etc.
Spel om getallen te oefenen en vragen stellen.
Kies een getal tussen de 0 en 100 (of minder afhankelijk van wat de leerlingen al kennen).
Leerlingen uit de klas proberen te raden welk getal het is. Ze moeten slimme vragen stellen zoals: Is the number higher/lower than twenty? Is it between twenty-five and thirty? Oefen deze vragen van tevoren als ze die nog niet kennen. Als de leerlingen het lastig vinden om te onthouden wat al is gezegd, teken dan een getallenlijn op het bord en geef na elke vraag aan welke delen van de getallenlijn zijn afgevallen.
Gaat het goed, dan kan een leerling jouw taak overnemen of ze spelen het zelf in kleinere groepen. Dan komen er meer leerlingen aan de beurt om vragen te stellen.
Activiteit om de tegenwoordige tijd of de verleden tijd te herkennen.
Hand in twee hoeken van het lokaal een blaadje op. Op het ene blaadje staat then en op het andere blaadje staat now. De leerlingen gaan staan. Zeg steeds een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd. De leerlingen gaan bij het juiste blaadje staan. Afhankelijk van het niveau kunnen leerlingen jouw rol overnemen. Of je laat alle leerlingen eerst een zin in de verleden tijd of tegenwoordige tijd opschrijven op een los blaadje en je leest dan steeds een zin voor.
Engelse instructie: Stand up, please. If I say a sentence about the past go to the 'then' corner. If I say a sentence about something that is happening now, go to the 'now' corner.
Bijvoorbeeld: I have flowers on my balcony. (now)
Yesterday, the slugs ate the carrots. (then)
etc.
In dit spel luisteren de leerlingen naar een stelling en zeggen ze of het true or false is.
Maak allerlei zinnen met woorden uit het thema waaraan je werkt. Sommige zinnen zijn waar en sommige zijn niet waar. Bijvoorbeeld: We have geography on Monday.
Als de leerlingen denken dat het waar is, gaan ze staan. Als ze denken dat het niet waar is, gaan ze zitten.
True or false? Stand up if you think what I say is true. Sit down if you think it's false.
Afhankelijk van het niveau kunnen de leerlingen ook zelf zinnen kunnen bedenken en op een los blaadje schrijven.
Dit is een bekend spel waarin je binnen 20 vragen moet proberen te raden wat de ander in zijn/haar gedachten heeft. Je kunt zelf iets in gedachten nemen, of je vraagt een leerling voor de klas die dat doet.
De andere leerlingen proberen te raden wat het is.
Ik heb het bijvoorbeeld gedaan bij een les over famous landmarks, met een leerling voor de klas. Mijn instructie was: Think of a famous landmark in the Netherlands or somewhere in the world. The class is going to ask you questions about the landmark. They will try and figure out which landmark you are thinking about. For example, they can ask: Is it a building? Is is man-made? Is it tall? Is it old? Is it in Europe?
Van tevoren hadden we samen mogelijke vragen bedacht en op het bord geschreven.
Tijdens het spel hielp ik leerlingen die nog moeite hadden met vragen stellen.
Twee leerlingen gaan naar de gang. Geef steeds twee leerlingen in de klas hetzelfde woord. Dat kan van alles zijn, als de leerlingen op de gang maar weten om welke woorden het gaat (bijvoorbeeld de kleuren, dagen van de week, maanden, of woorden van de les). Iedereen gaat staan. De twee leerlingen die op de gang stonden wijzen om de beurt twee leerlingen aan die hun woord hardop zeggen. Is het een match dan gaan ze zitten en krijgt de leerling een punt.
PS! In het Brits Engels noemen ze memory: 'pelmanism', maar 'memory' wordt ook steeds meer gebruikt.
Have fun with English!
Marion